HELP,
IK HEB
ZAADBAL-
KANKER
Zaadbalkanker is de meest voorkomende kanker bij jongemannen tussen de 15-35 jaar. Een andere benaming voor zaadbalkanker is teelbalkanker. De diagnose wordt ruim 700 keer per jaar gesteld. Zaadbalkanker komt steeds vaker voor. Wanneer de ziekte op tijd ontdekt wordt, is de kans op genezing meer dan 99%. Daarom is zelfonderzoek belangrijk. Experts vermoeden dat zaadbalkanker ontstaat door een combinatie van erfelijke en omgevingsfactoren.
Symptomen van zaadbalkanker
Zaadbalkanker kun je vaak, maar niet altijd, zelf ontdekken. Je voelt dat je bal groter is en soms voel je knobbel(s) in je teelbal. Deze kunnen pijnlijk zijn, maar het hoeft niet.
Andere symptomen:
- een dof, zwaar gevoel in de onderbuik, achter de balzak of in de balzak
- vermoeidheid zonder aanwijsbare reden
- minder zin in seks.
Sommige mannen hebben klachten door uitzaaiingen van zaadbalkanker:
- buik- of rugpijn
- een zwelling van de borstklier of rond de tepel
- kortademigheid
- pijn op de borst
- hoesten en bloed opspugen
Huisartsen zien in hun loopbaan maar een enkele keer zaadbalkanker. Het komt vaak voor dat de huisarts denkt aan bijbalontsteking en dan antibiotica voorschrijft.
Het is belangrijk om bij veranderingen aan je zaadballen meteen naar de huisarts te gaan. Mocht het zaadbalkanker zijn, dan is het meestal goed te genezen als je er op tijd bij bent. Huisartsen zien in hun loopbaan maar een enkele keer zaadbalkanker. Het komt vaak voor dat de huisarts denkt aan bijbalontsteking en dan antibiotica voorschrijft. Klachten door uitzaaiingen leiden vaak tot verder onderzoek in de verkeerde richting. Bij rugpijn verwijst de huisarts bijvoorbeeld vaak door naar de fysiotherapeut.
Onderzoeken
Als de huisarts de klachten en lichamelijke veranderingen verdacht vindt, verwijst hij je naar een uroloog. De uroloog kan de volgende onderzoeken doen:
Echografie
Een echografie maakt tumoren in weefsels en organen zichtbaar op een beeldscherm. Tijdens het onderzoek lig je op een onderzoektafel. De echografist brengt een gelei op je huid aan en beweegt een klein apparaat over je huid. Echografie is een eenvoudig en niet belastend onderzoek.
Bloedonderzoek
Bij zaadbalkanker kunnen bepaalde stoffen in verhoogde mate in het bloed aanwezig zijn. Dit zijn tumormerkstoffen, oftewel tumormarkers. HCG of bèta-HCG((bèta-)humaan choriongonadotrofine) en alfa-FP (alfa-foetoproteïne) zijn merkstoffen voor zaadbalkanker. Een verhoogde hoeveelheid van deze stoffen is een aanwijzing voor zaadbalkanker. Ook wordt altijd de hoeveelheid LDH (lactaatdehydrogenase) in het bloed gemeten. LDH is geen specifieke tumormerkstof, maar de hoeveelheid LDH is wel bij bijna alle mannen met zaadbalkanker hoger dan normaal. Toch baseert een arts zijn diagnose nooit op bloedonderzoek alleen. Aanvullend onderzoek, zoals een echografie, is altijd nodig voor een zekere diagnose.
Medisch gezien gaat het om een betrekkelijk kleine operatie, maar in emotioneel opzicht is het meestal een ingrijpende gebeurtenis.
Operatief onderzoek
Als de uitkomsten van de echografie en het bloedonderzoek op zaadbalkanker wijzen, is weefselonderzoek nodig om de diagnose definitief te kunnen stellen. Dit gebeurt zo spoedig mogelijk. Voor het weefselonderzoek moeten de zaadbal, de bijbal en de zaadstreng helemaal worden weggenomen. Helaas is het niet mogelijk om de diagnose met zekerheid te stellen door maar een deel van de zaadbal te verwijderen.
De operatie vindt plaats onder narcose en gebeurt bijna altijd via de lies. Je wordt hiervoor een of twee dagen in het ziekenhuis opgenomen. Het wegnemen van de zaadbal (orchidectomie), de bijbal en de zaadstreng is tevens het begin van de behandeling.
Medisch gezien gaat het om een betrekkelijk kleine operatie, maar in emotioneel opzicht is het meestal een ingrijpende gebeurtenis. Het verlies van één zaadbal leidt overigens zelden tot vermindering van het libido en ook niet tot impotentie. Ook is er meestal geen blijvende invloed op de vruchtbaarheid.
Een patholoog onderzoekt het verkregen weefsel onder de microscoop: histologisch onderzoek. Dit onderzoek wijst uit of er inderdaad sprake is van zaadbalkanker. Is dat het geval, dan wordt tevens vastgesteld om welke vorm van zaadbalkanker het gaat: een seminoom, een non-seminoom of een combinatie van beide. Ook wordt de grootte van de tumor bepaald. Als blijkt dat de afwijking kwaadaardig is, is verder onderzoek nodig.
Je kunt tijdens de verwijdering van je zaadbal meteen een prothese nemen. Later kan dit ook operatief worden gedaan. Als je dit overweegt, bespreek dat dan met je arts.
CT scan
Een computertomograaf, oftewel CT-scan, is een apparaat waarmee organen en/of weefsels zeer gedetailleerd in beeld worden gebracht met röntgenstraling. Bij het maken van een CT-scan wordt gelijktijdig gebruikgemaakt van röntgenstraling en een computer. Het apparaat heeft een ronde opening waar je, liggend op een beweegbare tafel, doorheen wordt geschoven. Terwijl de tafel verschuift, maakt het apparaat een serie foto’s waarop telkens een ander ‘plakje’ van het orgaan of weefsel staat afgebeeld. Deze ‘doorsneden’ geven een beeld van de plaats, grootte en uitbreiding van mogelijke uitzaaiingen. Tevens levert dit onderzoek informatie op over de toestand van de lever en de longen.
Bij iemand met zaadbalkanker wordt altijd een CT-scan gemaakt van de buik en van de longen. Soms wordt ook een CT-scan gemaakt van de hersenen, als de arts vermoedt dat daar uitzaaiingen zitten. Vaak is een contrastvloeistof nodig. Hierdoor zijn de organen op de foto beter te onderscheiden van de andere weefsels. Meestal krijg je deze vloeistof tijdens het onderzoek in een bloedvat van je arm gespoten. Contrastvloeistof kan een warm en weeïg gevoel veroorzaken. Sommige mensen worden er een beetje misselijk van. Om ervoor te zorgen dat je hier zo min mogelijk last van hebt, is het advies enkele uren voor het onderzoek niet te eten en te drinken.
Met een MRI-scan zijn afwijkingen in de zaadballen en uitzaaiingen op te sporen.
MRI-scan
MRI staat voor Magnetic Resonance Imaging. Hierbij worden beelden van organen en weefsels gevormd met behulp van magnetische resonantie. Met een MRI-scan zijn afwijkingen in de zaadballen en uitzaaiingen op te sporen.
Je gaat op een tafel liggen die langzaam een cilinder wordt ingeschoven. In de wand van de cilinder bevinden zich magneet, zend- en ontvangstspoelen. Het aan- en uitzetten daarvan gaat gepaard met veel geluid (gebonk), daarom krijg je vaak een koptelefoon. Je kunt dan zelf een CD met muziek meenemen. Het is belangrijk dat je stil blijft liggen, omdat de foto’s anders mislukken. Het onderzoek duurt tussen de 30 en 90 minuten, afhankelijk van het gebied dat onderzocht moet worden. De radioloog beoordeelt de foto’s.
Skeletscintigrafie
Een skeletscintigrafie, oftewel een botscan, is een onderzoek dat (eventuele) uitzaaiingen in de botten zichtbaar kan maken. Dit onderzoek wordt alleen gedaan als de specialist vermoedt dat je uitzaaiingen hebt in de botten. Dit komt bij mannen met zaadbalkanker weinig voor. Voor dit onderzoek krijg je via een ader in je arm een radioactieve stof toegediend. Na enkele uren komt deze stof in je botten terecht en worden er foto’s gemaakt. Er wordt een kleine hoeveelheid radioactiviteit gebruikt, waardoor er geen schadelijke effecten te verwachten zijn. Twee dagen na het onderzoek is de radioactieve stof vrijwel helemaal uit je lichaam verdwenen.
Vormen van zaadbalkanker
Er zijn verschillende vormen van kanker (kwaadaardige aandoeningen) van de zaadbal.
Kiemceltumoren
Zaadbalkanker ontstaat in ongeveer 95% van de gevallen in de kiemcellen, de cellen die het zaad produceren.
Er zijn drie typen kiemceltumoren:
- seminomen
- non-seminomen
- combinaties van een seminoom en een non-seminoom.
Het grote verschil tussen seminomen en non-seminomen zijn de soort cellen waaruit ze ontstaan. Seminomen ontstaan uit primitieve kiemcellen die zich normaal gesproken ontwikkelen tot geslachtscellen en non-seminomen ontstaan uit pluripotente embryonale cellen die ervoor zorgen dat er een embryo kan gaan groeien. Vervolgens kunnen de non-seminomen weer verdeeld worden in verschillende types, namelijk; teratomen, teratocarcinomen, embryonaalcelcarcinomen en choriocarcinomen. Nog een belangrijk verschil is dat de non-seminomen de tumormerker AFP produceren. Dit kan helpen bij het stellen van een diagnose. Meer informatie over kiemceltumoren vind je in het e-book van Stichting Zaadbalkanker: Zaadbalkanker – feiten en ervaringen.
Meer informatie over kiemceltumoren vind je in het e-book van Stichting Zaadbalkanker: Zaadbalkanker – feiten en ervaringen.
Lymfomen
Deze ontstaan uit bloedcellen.
Sertoli- en Leydigceltumoren
Deze tumoren ontstaan uit de zogenaamde ondersteunende cellen van de zaadbal.
Stadia van zaadbalkanker
Zaadbalkanker kent vier stadia. In het beginstadium is de ziekte beter te genezen en zijn de behandelingen minder ingrijpend.
Stadium II: Naast de tumor in de zaadbal zijn er uitzaaiingen in de lymfeklieren in de buik.
Stadium III: De tumor is uitgebreid naar de lymfeklieren boven het middenrif, in de borst.
Stadium IV: Er zijn ook uitzaaiingen in organen, zoals longen en lever en/of bot en hersenen.
Behandeling
Afhankelijk van de vorm zaadbalkanker en het stadium van de zieke, stellen artsen een voor jou zo optimaal mogelijk behandelingsprotocol op. Je behandelend arts legt uit waarom gekozen is voor dit behandelprotocol en vertelt hoe de behandeling eruit gaat zien. Soms is er overleg over de keuze van de behandeling van teelbalkanker. Dit kan bijvoorbeeld gaan over het al dan niet ‘waakzaam wachten’ of de ziekte zich uitbreidt, de keuze voor preventieve chemo of het type chemokuur. Bij het vaststellen van het behandelplan zijn meestal diverse specialisten betrokken. Zij maken hierbij gebruik van richtlijnen.
Operatie
De operatie is nodig om vast te kunnen stellen of er inderdaad sprake is van zaadbalkanker. Het is tevens het begin en soms ook het einde van de behandeling.
Bestraling
Bestraling is een plaatselijke behandeling met als doel de kankercellen te vernietigen, terwijl de gezonde cellen zo veel mogelijk gespaard blijven. Kankercellen verdragen straling slechter dan gezonde cellen en herstellen zich er minder goed van. Gezonde cellen herstellen zich over het algemeen wel. Bestraling is bij zaadbalkanker een curatieve behandeling.
De radiotherapeut of radiotherapeutisch laborant zorgt ervoor dat de stralenbundel nauwkeurig wordt gericht en dat het omliggende, gezonde weefsel zo veel mogelijk buiten het te bestralen gebied blijft. Over het algemeen duurt een bestralingsbehandeling een aantal weken en heeft vier- of vijfmaal per week plaats. In die periode krijg je per keer gedurende een aantal minuten een dosis straling. Voor bestraling is meestal geen opname in het ziekenhuis nodig.
Bijwerkingen
Bestraling beschadigt niet alleen kankercellen, maar ook gezonde cellen in het bestraalde gebied. Daardoor kan je met een aantal bijwerkingen te maken krijgen:
- Vermoeidheid
- Misselijkheid, darmproblemen als diarree en krampen en gebrek aan eetlust
- Haaruitval op de plek van de bestraling
- Een rode of donker verkleurde huid op de plek waar je bent bestraald. Deze verkleuring van de huid is blijvend
De meeste klachten verdwijnen doorgaans enkele weken na de behandeling. Sommige mensen merken echter nog lang na hun behandeling dat zij eerder vermoeid zijn dan vóór hun zaadbalkanker. Bij ongeveer 2 tot 3% van de mannen met zaadbalkanker ontstaat enkele jaren na afloop van de bestraling een tweede tumor. Dat kan in de overgebleven zaadbal zijn, maar ook elders in het lichaam. Tijdens de controle-onderzoeken na de behandeling wordt in de gaten gehouden of er een tweede tumor ontstaat.
Chemotherapie
Chemotherapie is de behandeling van kanker met celdodende of celdeling remmende medicijnen: cytostatica. Er zijn verschillende soorten cytostatica, elk met een eigen werking. De medicijnen kunnen op verschillende manieren worden toegediend per infuus, als tablet of per injectie. Via het bloed verspreiden de cytostatica zich door je lichaam en kunnen op vrijwel alle plaatsen kankercellen bereiken. Vaak worden verschillende combinaties van medicijnen gegeven.
Port-a-cath
Steeds vaker worden de medicijnen toegediend via een zogenoemde port-a-cath. Dat is een klein ‘kastje’ of reservoir dat onder de huid wordt aangebracht. De medicijnen komen via het reservoir in je lichaam. Een port-a-cath wordt vooral gebruikt als je vaak geprikt moet worden en om een ontsteking van een bloedvat te voorkomen.
Chemokuur
Meestal worden de cytostatica gedurende een aantal aaneengesloten dagen toegediend volgens een vastgesteld schema. Hierna volgt een rustperiode van een aantal weken waarin je geen cytostatica krijgt. Een dergelijk schema van toediening met daarna een rustperiode heet een cytostaticakuur. Zo’n kuur wordt enige malen herhaald. Vaak is voor het toedienen van de medicijnen meestal een week opname in het ziekenhuis nodig. Tijdens de rustperiode van doorgaans twee weken kan je naar huis. Chemotherapie is bij zaadbalkanker met uitzaaiingen meestal onderdeel van een behandeling die gericht is op genezing. Heel soms heeft chemotherapie echter uitsluitend een palliatief effect.
Keuze: 3x BEP of 4x EP?
Er zijn twee schema’s voor de behandeling van goede prognose uitgezaaide zaadbalkanker: 3x BEP of 4x EP. Beide schema’s hebben evenveel kans op genezing. De bijwerkingen van de middelen en het aantal dagen dat de patiënt in het ziekenhuis moet blijven tijdens de kuur verschillen echter wel. Meestal bepaalt de arts samen met de patiënt welke kuur het beste past. Overigens, voor patiënten met een minder goede prognose zijn er alternatieven; daar is 4x BEP formeel de standaard, maar 4X VIP vormt een alternatief. In dat schema wordt de bleomycine vervangen door ifosfamide.
3x BEP
Een BEP-kuur bevat bleomycine en dat middel kan longschade veroorzaken. Bij ongeveer 20% van de patiënten vertonen de longen een ontstekingsachtig beeld dat meestal voorbijgaat. De longinhoud is dan ook wat minder geworden en deze patiënten zijn vaak kucherig. Meestal verdwijnen deze klachten na een paar maanden vanzelf. Zo’n 10 procent van de mannen die de BEP-uur heeft gehad, houdt wel last van deze longontsteking, oftewel interstitiële pneumonitis. Deze groep krijgt een ontstekingsremmer. Echter, 2 á 3 procent van de mannen heeft na de BEP-kuur blijvend longschade. Deze kans is groter bij mannen die fors roken en bij patiënten ouder dan 40 jaar. Dan adviseren we de BEP-kuur meestal niet. Ook sporters kunnen soms beter niet voor deze kuur kiezen. Voor hen betekent verlies van de longfunctie namelijk een flink verlies van levenskwaliteit. Perslucht (scubaduiken) en ademen van zuurstof verrijkte lucht (luchtmacht) vergroot de kans op bleomycine-longschade. Een goede reden om dan te kiezen voor 4x de EP-kuur.
4 x EP-kuur
Ook de EP-kuur heeft bijwerkingen. Zo is de kans op gehoorschade en oorsuizen wat groter. Ook geeft de vierde kuur een grotere kans op zenuwschade in voeten en handen, oftewel neuropathie. De EP-kuur is daarom niet aan te raden voor mensen die een muziekinstrument bespelen, instrumentmaker of tandarts zijn. Patiënten die 4 x EP krijgen moeten ook 4 x 5 = 20 dagen in het ziekenhuis blijven voor de kuur. Mannen die de BEP-kuur krijgen, blijven 3 x 3 = 9 dagen in het ziekenhuis.
Bijwerkingen
Cytostatica tasten naast kankercellen ook gezonde cellen aan. Daardoor kunnen onaangename bijwerkingen optreden. Of en in welke mate je last krijgt van bijwerkingen, hangt onder meer af van de soorten en hoeveelheden cytostatica die je krijgt.
De meest voorkomende bijwerkingen zijn:
- Haaruitval
- Darmstoornissen, misselijkheid en/of braken
- Bloedarmoede, een verhoogd risico op infecties en op bloedingen
- Verminderde vruchtbaarheid of onvruchtbaarheid
- Vermoeidheid
Minder vaak komen voor:
- Een tintelend gevoel in vingers en voeten, soms ook oorsuizen
- Koude en pijnlijke handen en voeten, vooral bij daling van temperatuur
- Benauwdheid en hoesten
Ziekenhuiskeuze bij zaadbalkanker
Zaadbalkanker is een zeldzame vorm van kanker. Samen met de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK), vinden wij dat alleen experts zorg voor deze vorm van kanker naar de laatste inzichten en op de best mogelijke manier kunnen uitvoeren. Wij noemen dit expertzorg.
Meestal vindt de eerste diagnose en behandeling plaats in het regionale ziekenhuis bij jou in de buurt. Het is afhankelijk van het stadium van de tumor of je daarna behandeld wordt met radiotherapie of chemotherapie. Dat wordt vooraf besproken in een multidisciplinair overleg (MDO). Hier kijken onder andere de uroloog, internist-oncoloog, radiotherapeut, radioloog, patholoog en verpleegkundig specialist samen naar de beste vervolgstappen. Soms wordt ook een expert geraadpleegd van een referentiecentrum (vaak Universitair Medische Centra). De vervolgbehandeling kan dan ook plaatsvinden in het referentiecentrum.
Stichting Zaadbalkanker stelt samen met de NFK (Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties) criteria op voor expertzorg in de oncologie. Op basis daarvan worden ziekenhuizen beoordeeld.
- Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam
- Erasmus MC, Rotterdam
- UMC Utrecht
- Universitair Medisch Centrum Groningen
- Radboudumc, Nijmegen
Deze expertzorgcentra hebben veel kennis en ervaring over zaadbalkanker maar ook over de leeftijdsspecifieke AYA-zorg die je nodig hebt tijdens en na behandeling van zaadbalkanker. We beoordelen ook regelmatig of ze nog aan de lijst met eisen voldoen.
Kun je kiezen voor je eigen ziekenhuis of een expertisecentrum?
Waakzaam wachten
Wanneer er geen uitzaaiingen zijn, kan de arts je de mogelijkheid van ‘waakzaam wachten’ voorleggen. Je gaat dan regelmatig naar het ziekenhuis voor bloedcontroles en CT-scans. Mochten er toch uitzaaiingen zijn, dan ben je er op tijd bij. Chemotherapie geeft dan een even grote kans op genezing als meteen beginnen met chemotherapie die wellicht niet nodig is. Sommige ziekenhuizen adviseren preventief één chemokuur, omdat de kans op uitzaaiingen dan minder is. Ondanks het bestaan van richtlijnen, hebben niet alle ziekenhuizen hiervoor hetzelfde beleid.
Ontstaan van zaadbalkanker
Je kunt niet voorkomen dat je zaadbalkanker krijgt. Wetenschappers denken dat het ontwikkelen van zaadbalkanker het resultaat is van verschillende factoren. Onderzoekers vermoeden dat 25% van het totale risico het gevolg is van eigenschappen in het DNA en ongeveer 60% van omgevingsfactoren.